OPGAVE
Als de beurs:
I. een dag 2% stijgt, gevolgd door twee opeenvolgende dagen een daling van 1%;
II. een dag 2% daalt, gevolgd door twee opeenvolgende dagen een stijging van 1%
dan geldt:
(a) Verlies in I en II, en in I het kleinste verlies
(b) Verlies in I en II, en in II het kleinste verlies
(c) Winst of verlies zijn in I en II gelijk
(d) In I winst en in II verlies
(e) In I verlies en in II winst
(Voor onze uitdagingen doen we beroep op het archief van de Vlaamse Wiskunde Olympiade, het online oefenplatform USolv-It en vragen uit de handboeken 'Van Basis Tot Limiet' van uitgeverij Die Keure)
OPLOSSING
Antwoord A: Verlies in I en II en in I het kleinste verlies
Voor het eerste geval vinden we dat 1,02 × (0,99)
2 = 1,02 × (1 − 0,01)
2 = 0,999702, dus een daling van de beurs.
----------------------------------
Voor het tweede geval vinden we dat 0,98 × 1,01
2 = 0,98 × (1 + 0, 01)
2 = 0,999698
Ook in het tweede geval vinden we een daling van de beurs en zelfs een sterkere daling.