OPGAVE
Hoeveel van de volgende vier uitspraken over natuurlijke getallen zijn waar?
(1) Van drie opeenvolgende oneven getallen zijn er precies twee priem.
(2) Van drie opeenvolgende oneven getallen zijn er minstens twee priem.
(3) Van drie opeenvolgende oneven getallen is er minstens één priem.
(4) Van drie opeenvolgende oneven getallen is er minstens één niet priem
(Voor onze uitdagingen doen we beroep op het archief van de Vlaamse Wiskunde Olympiade, het online oefenplatform USolv-It en vragen uit de handboeken 'Van Basis Tot Limiet' van uitgeverij Die Keure)
OPLOSSING
Voor de eerste drie uitspraken vormen de getallen 91, 93 en 95 een tegenvoorbeeld: geen enkel van deze getallen is immers priem.
Voor delaatste uitspraak vormen 3, 5 en 7 een tegenvoorbeeld.
Geen enkele uitspraak is dus waar!